-
1 Knochen
Knochen〈m.; Knochens, Knochen〉1 been, bot, knook3 〈informeel; meestal pejoratief〉kerel, vent♦voorbeelden:2 seine Knochen hinhalten müssen • voor iemand, iets moeten opdraaiendiese Arbeit geht auf die Knochen • dit werk maakt je kapotsich bis auf die Knochen blamieren • zich onsterfelijk belachelijk maken〈 meestal figuurlijk〉 bis auf, bis in die Knochen • in merg en been, in hart en nierenmit heilen Knochen davonkommen • er heelhuids af komen -
2 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
3 gedenkboek
♦voorbeelden: -
4 terugslag
1 [slag die iemand of iets achteruit drijft, meestal figuurlijk] recoil(ing) ⇒ backfire 〈 motor〉, backstroke 〈 roeien〉, 〈 leger〉 counterblow3 [biologie] throw-back♦voorbeelden:1 het geweer had een ontzettende terugslag • the gun had a terrible kick/recoilde terugslag in de huizenmarkt • the slump in the housing marketeen terugslag krijgen • be set back, experience a backlashons bedrijf ondervindt daarvan de terugslag • our firm has felt the repercussionseen terugslag hebben op • cause a reaction/a backlash, react on -
5 Stufenleiter
-
6 Zepter
Zepter〈m. & o.; Zepters, Zepter〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 unter seinem Zepter • onder zijn scepter, heerschappij -
7 entflammen
-
8 wappnen
wappnen♦voorbeelden: -
9 überwinden
überwinden -
10 asinine
-
11 fill a gap
-
12 fill
n. vulling, hele portie; verzadiging, overvloed--------v. vullen; invullen; verzadigd zijn; vullen (gaatje in tand); uitvoeren; antwoorden op; volmakenfill1[ fil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vulling ⇒ hele portie, volle maat♦voorbeelden:eat one's fill • zich rond eten————————fill21 zich vullen ⇒ vol worden/raken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervullen ⇒ bezetten, bekleden4 invullen♦voorbeelden:laughter filled the room • de kamer vulde zich met gelachthat fills me with pleasure • dat doet me deugdfill a vacancy • een vacature bezettenfill a prescription • een doktersrecept klaarmaken -
13 choc
choc [sĵok]〈m.〉♦voorbeelden:sous le choc • door de schok→ ondetraitement de choc • shockbehandelingchoc opératoire • postoperatieve shockm1) schok, botsing2) shock -
14 gedenkboek
♦voorbeelden: -
15 glimp
♦voorbeelden:er lag een glimp van tevredenheid op haar gezicht • il y avait dans ses yeux une lueur de satisfactioneen glimp van waarschijnlijkheid • une ombre de vraisemblanceeen glimp van iemand opvangen, zien • entrevoir qn. (dans un éclair)een glimp te zien geven • laisser entrevoir -
16 kruitdamp
♦voorbeelden: -
17 schakelen
1 [tot een keten vormen, meestal figuurlijk] enchaîner2 [elektriciteit] connecter3 [m.b.t. motorvoertuigen] passer ses vitesses♦voorbeelden:het schakelen • le changement de vitesse -
18 achtervolgen
-
19 erfenis
3 [vererving] inheritance4 [wat men heeft overgenomen] heritage♦voorbeelden:1 een erfenis krijgen • be left an inheritance/a legacy -
20 schakelen
1 [tot een keten vormen, meestal figuurlijk] link (up/together)2 [elektriciteit] connect♦voorbeelden:1 gedachten/beelden aan elkaar schakelen • link ideas/images2 parallel/in serie schakelen • connect in parallel/in series1 [met betrekking tot motorvoertuigen] [zich laten schakelen] change gear♦voorbeelden:
Страницы